Direct naar paginainhoud

Advies constructierichtlijnen bouwproces

Voor een snelle afhandeling van de aanvraag moet je de constructieve gegevens van het bouwplan aanleveren volgens de Omgevingsregeling en het Besluit Bouwwerken leefomgeving.

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit moet je kijken naar de constructie van het bouwplan. Dit gaat over de sterkte (blijft het bouwwerk staan en kunnen alle verticale belastingen gedragen worden?) en de stabiliteit (kan het bouwwerk bijvoorbeeld de druk van de wind opnemen en afvoeren naar de ondergrond?). Hierbij moet je wel rekening houden met de voorgeschreven veiligheidsmarges.

Dit is wettelijk geregeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet. Die verwijst naar de algemene maatregel van bestuur BBL (Besluit Bouwwerken leefomgeving ) die samen met de aangestuurde normen de technische regelgeving vormt.

In de Omgevingsregeling (Ministeriële regeling Omgevingswet) staat welke constructieve documenten in de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit moeten komen en wat de eisen zijn voor de tekeningen en berekeningen.

Zie ook het Compendium Aanpak Constructieve Veiligheid editie 2011.

We noemen de belangrijkste zaken hieronder en lichten ze toe in Constructieve zaken in de omgevingsvergunning.

Voor een snelle afhandeling van de aanvraag moet je de constructieve gegevens van het bouwplan aanleveren volgens de Omgevingsregeling en het Besluit Bouwwerken leefomgeving.

Alle constructieve tekeningen en berekeningen moet je tegelijk met de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit aanleveren. Maar je mag ook een verzoek indienen om bepaalde constructieve onderdelen later in te dienen. In Constructieve voorwaarden in de omgevingsvergunning staat aangegeven welke gegevens je later mag indienen.

De materialen die je kiest voor de draagstructuur van het bouwwerk (traditioneel, houtskeletbouw, staal) is van invloed op de constructieve gegevens die je moet indienen. In Keuze draagconstructie - met name voor woningen - vind je een toelichting. Dit deel is vooral voor particulieren van belang.

In Almere is er een grote diversiteit in soorten ondergrond. Dit komt onder meer door oude stroomgeulen en de ijstijd. Om problemen bij het ontwerpen volgens reguliere normen te voorkomen, zijn voor de berekening van de draagkracht van de funderingspalen in Almere richtlijnen opgesteld. Die staan in Funderen in Almere. De geotechnisch adviseur kan deze richtlijnen gebruiken om de kans op vertragingen tijdens de bouw te verminderen. Dit deel is vooral voor constructeurs van belang.

In Aandachtspunten staan nog een aantal aandachtspunten voor de constructieve berekeningen en tekeningen.

Deze informatie is samengesteld door de constructeurs van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH) van de gemeente Almere voor de particulieren en bedrijven die in Almere willen bouwen. Daarmee willen we een betere kwaliteit bereiken van het ingediende werk. En een soepele afhandeling van de procedure op de bouwtechnische constructie in een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit. Met complete gegevens en voldoende informatie is de kans groter dat we jouw constructieve gegevens goedkeuren.

Ondersteunende documenten

De in de richtlijnen genoemde wetgeving en ondersteunende documenten zijn terug te vinden op de websites:

Constructieve zaken in de omgevingsvergunning

Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit moet je, naast bouwkundige en andere relevante gegevens, constructieve berekeningen en tekeningen van het bouwplan maken.

Als je een aanvraag indient, behandelt de interne procesverantwoordelijke bij de gemeente Almere die. De procesverantwoordelijke vraagt intern adviezen aan bij de gemeentelijke constructeur, welstand, brandweer, etc.
Daarna controleert de gemeentelijke constructeur of de aanvraag volledig is aan de hand van de Omgevingsregeling, voor de constructieve gegevens.

In de aanvraag tot een omgevingsvergunning moeten, indien van toepassing, onder meer de volgende constructieve zaken staan (zie ook art. 7.7 en 7.16 Omgevingsregeling):

Tekeningen

  • Palenplan, inclusief keuze paaltype, paalpuntniveaus, paalbelastingen en maatvoering.
  • Tekeningen van stabiliserende onderdelen, stabiliteitsvoorzieningen en maatvoering.
  • Plattegronden verdiepingen en dak, inclusief materiaalkeuze, overspanningsrichtingen, veranderlijke belastingen, dilataties en maatvoering.
  • Overzichtstekeningen in staal, hout, beton.
  • Principedetails inclusief maatvoering van karakteristieke constructieonderdelen, stabiliteitsverbindingen en verankeringen voor stabiliteit.
  • Tekeningen van de bouwconstructies die bestand moet zijn tegen brand.
  • Damwandconstructies

Berekeningen

  • Stabiliteitsbeschouwing en stabiliteitsberekening.
  • Geotechnisch rapport inclusief sonderingen.
  • Berekeningen grond- en waterkering, horizontale gronddrukken.
  • Damwandconstructies.
  • Gewichtsberekening, belastingen en belastingcombinaties, berekeningen onderdelen hoofdlijnen constructie.
  • Berekening weerstand bezwijken van de bouwconstructies bij brand.

Niet elk item hoeft relevant te zijn; de externe constructeur levert alle benodigde, te toetsen, gegevens aan.
Je kunt één keer een onvolledige aanvraag aanvullen. De tijd die nodig is om de aanvraag compleet te maken, tellen we bij de beslistermijn van de gemeente op.

Als de aanvraag voor de omgevingsvergunning volledig is, toetsen we de constructieve tekeningen en berekeningen inhoudelijk aan wet- en regelgeving: is de constructie veilig genoeg? De gemeentelijke constructeur brengt een intern bindend advies uit aan de procesverantwoordelijke.
Dit advies kan akkoord of niet-akkoord zijn. Bij een niet-akkoord geven we inhoudelijk aan waarom het niet akkoord is. De procesverantwoordelijke meldt dit in een brief aan de aanvrager. De aanvrager moet er voor zorgen dat zijn/haar constructeur op de hoogte wordt gebracht van deze opmerkingen. Je kunt één keer aanpassingen indienen zodat de constructieve tekeningen en berekeningen akkoord bevonden kunnen worden.

In de Omgevingsregeling staan ook de eisen voor de tekeningen en berekeningen, met name over de schaal van de tekeningen en de opzet van de berekeningen.

Voor het indienen van Eindige Elementen-berekeningen (EEM) heeft het Centraal Overleg Bouwconstructies (COBc) de ‘Uitwerking indieningsvereisten EEM-berekeningen’ opgesteld. Zie: cobc.nl

In aanvulling op de Omgevingsregeling staat hierin welke gegevens je minimaal moet aanleveren om EEM-berekeningen op de juiste manier te kunnen beoordelen.
Ingediende EEM-berekeningen moeten aan deze indieningsvereisten voldoen.
Berekeningen en tekeningen moeten geschreven zijn in het Nederlands.

Sonderingen in GEF-bestandformaat

Stuur de sonderingen in GEF-bestandsformaat via info@almere.nl t.a.v. VTH cluster constructie. Zo kunnen ze in de landelijke database voor sonderingen (www.dinoloket.nl) worden opgenomen. De voorkeur gaat uit naar GEF-bestanden die voldoen aan de BRO-eisen, inclusief de x-y coördinaten in RD-stelsel.

Constructieve voorwaarden in de omgevingsvergunning

De constructieve tekeningen en berekeningen die je later mag indienen, staan in de Omgevingsregeling als:
"Gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft."

Praktisch houdt dit in dat je bijvoorbeeld wapening van funderingspalen, wapening van vloeren, detailberekeningen van een kapconstructie (hoeveelheid en afmetingen bevestigingsmiddelen) later in kunt dienen, maar wel minimaal 3 weken voor de start van de uitvoering van dat onderdeel.
Het gaat dus om de detailonderdelen van een bouwplan, zolang het maar geen onderdeel is van de stabiliteit of de hoofdlijn van de constructie.

In het Compendium Aanpak Constructieve Veiligheid editie 2011 wordt geadviseerd om de later in te dienen gegevens minimaal 6 weken voor de start van de uitvoering in te dienen. Wij adviseren je om je aan deze termijn te houden.

In de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit moeten alle zaken over de stabiliteit van een bouwplan aangetoond worden. Dus als dit bijvoorbeeld inhoudt dat bij een houtskeletbouw-woning de stabiliteit uit de verbindingen tussen de vloeren en wanden gehaald wordt, dan moet je de haalbaarheid hiervan in de aanvraag om een omgevingsvergunning aantonen.

Detailberekeningen en tekeningen worden vaak door de leveranciers van die onderdelen gemaakt. Het dringende advies is deze gegevens te laten controleren en te waarmerken door de hoofdconstructeur (indien niet aanwezig een ander coördinerende deskundige) en die vervolgens door de aanvrager of zijn gemachtigde via het DSO-loket in te dienen.

Constructieve voorwaarden voor je mag bouwen

Het is dusniet zo dat je bij het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit direct kunt starten met de bouw! Let hierbij op de constructieve voorwaarden in de omgevingsvergunning.

Keuze draagconstructie

In het ontwerpproces moet je kiezen tussen de te gebruiken materialen van de draagstructuur van het bouwplan. Dit kan zijn:

  • Traditionele bouw (kalkzandsteenwanden met betonvloeren of betoncasco);
  • Houtskeletbouw (houtskeletbouw wanden en vloeren);
  • Staalskelet (een frame met stalen walsprofielen ingevuld met hout, beton, metselwerk) etc.

Deze materiaalkeuze hangt af van veel verschillende factoren, zoals tijd, geld, ontwerp, etc.

In dit hoofdstuk lichten we de meest voorkomende constructieve aandachtspunten van de verschillende materialen toe. Uiteraard is ieder ontwerp uniek, waardoor de constructieve aandachtspunten per project kunnen verschillen.

Traditionele bouw

Met bouwwerken in traditionele bouw bedoelen we de bouwplannen met kalkzandsteen- of betonwanden en betonvloeren.

Aandachtspunten:

  • Stabiliteit: zijn er genoeg (dwars)wanden en zijn die in verband gemetseld met dragende wanden? Wordt de kantelveiligheid van deze (dwars)wanden voldoende gewaarborgd tegen de optredende horizontale belasting door de wind?
  • Partiële stabiliteit, bijvoorbeeld: bij aanwezigheid van smalle penanten met hoge drukkrachten moet uitknikken voorkomen worden.

Houtskeletbouw

Bij bouwplannen in houtskeletbouw zijn de wanden en vloeren van hout. Omdat dit valt onder ‘duurzaam bouwen’ gebruiken mensen deze methode steeds vaker. Daarbij moet je wel extra aandacht besteden aan de constructie:

  • Om de stabiliteit te waarborgen moet je in alle windrichtingen (tot het dak) voldoende gesloten wanden (of portalen van voldoende sterkte en stijfheid) toepassen. De krachten uit de windbelasting moeten met doorkoppelverbindingen van de wanden en vloeren naar de fundering geleid worden. De afmetingen van de benodigde wanden worden vaak onderschat.
  • Bovenstaandehoudt in dat je in een vroeg stadium (tijdens de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit) de bevestigingsmiddelen moet bepalen, die onderdeel zijn van de hoofddraagconstructie en de stabiliteit. De verbindingen moeten vooral op hun haalbaarheid getoetst worden.
  • Een houtskeletbouwwoning is een relatief lichte woning. Van de stabiliteitswanden moeten de bezwijkmechanismen schuiven, schranken en kantelen gecontroleerd worden (let op de combinatie van 0,9 x permanente belasting en 1,35 x windbelasting) om op- of omwaaien van de hele woning te voorkomen.
  • De doorkoppelankers op verdiepingsniveau en de verankering met de fundering moeten gecontroleerd worden en duidelijk op tekening vermeld zijn.
  • Houtberekeningen zijn niet eenvoudig en moeten gemaakt worden door een ervaren houtconstructeur. Dat maakt de kans groten dat de omgevingsvergunning sneller akkoord is.

In het Handboek Houtskeletbouw van Stichting Bouwresearch en Centrum Hout (editie februari 2012) staan diverse voorbeelden van houtskeletbouwberekeningen en principedetails.

Staalskelet

Bouwplannen van staalskelet zijn gebouwen waarvan eerst het stalen frame wordt neergezet, die uit walsprofielen bestaat. Vervolgens wordt dit ingevuld met hout, kalkzandsteen en/of beton. Het voordeel hiervan is dat de hoofddraagconstructie van staal ook voor stabiliteit kan zorgen door windverbanden of momentvaste verbindingen. De rest van de materialen is dan invulling.

Aandachtspunten bij staalskelet

  • Detaillering van de verbindingen met de fundering. Als er grote trekkrachten aan de fundering overgedragen moeten worden, moet je ingestorte ankers in de fundering gebruiken. Het ankerplan en maatvastheid tijdens de uitvoering is dan belangrijk.
  • Detaillering van de momentvaste verbindingen van de staalconstructie.
  • Bij een lichte invulling (hout) is, naast de bepaling van de maximale drukkrachten, voor de bepaling van de trekkrachten op de fundering de combinatie 0,9 x permanente belasting en 1,35 x windbelasting belangrijk.

Nieuwe bouwmethodes

De ontwikkelingen staan niet stil; er worden doorlopend nieuwe draagconstructie-systemen op de markt gebracht. Bijvoorbeeld lichte draagconstructies (dunwandige staalprofielen) in combinatie met zware vloerconstructies.

Als je kiest voor een relatief nieuw systeem, dan moet je rekening houden met de volgende aandachtspunten:

  • Zijn er CE-markeringen/kwaliteitsverklaringen van de producten, in combinatie met de draagstructuur, aanwezig?
  • Vraag referentieprojecten op. Zijn er al eerder gebouwen met dit type draagconstructie vergund en gebouwd (bijvoorbeeld in andere gemeenten)?
  • Is het ontwerp wel geschikt voor dit systeem?
  • Draagconstructie-systemen uit het buitenland kunnen hier niet zonder meer toegepast worden, in verband met andere voorschriften. Zo is bijvoorbeeld de hoogte van de voorgeschreven windbelasting in Nederland hoger dan in het binnenland van Europa.
  • Bij twijfel: neem vóór de opdrachtverstrekking/aanvraag omgevingsvergunning contact op met een constructeur van de gemeente Almere voor vooroverleg (zie hoofdstuk 6).

Kortom: niet ieder ontwerp in alle materialen kan uitgevoerd worden.

Van bouwwerken met bijvoorbeeld weinig (dwars)wanden en grote open gevels moet je goed naar de stabiliteit kijken. Het is dan misschien niet mogelijk om de stabiliteit door houtskeletbouw te bouwen. Je moet dan aanvullende stabiliserende voorzieningen aanbrengen (bijvoorbeeld stalen portalen).

Funderen in Almere

Uit jarenlange ervaring is gebleken dat de bodemgesteldheid in Almere grillig is en discontinuïteiten vertoont. Deze discontinuïteiten worden veroorzaakt door oude stroomgeulen (zie voorbeeld bijlage 3) en verschillende ijstijdverschijnselen zoals permafrost en stuwwallen. Daarnaast zijn er verstorende effecten zoals drooglegging, ontwatering en opspuiting. De combinatie van deze factoren is uniek voor het Nederlandse grondgebied en verdient daarom extra aandacht.

Om een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te kunnen krijgen moet een bouwplan voldoen aan het Besluit Bouwwerken leefomgeving (BBL) en de daarin aangestuurde Europese normen (NEN-EN).

Wanneer men wat betreft de funderingen alleen deze normen volgt, kan dit leiden tot problemen tijdens de bouw en een daarmee gepaard gaande vertraging. Om de kans hierop te verkleinen heeft de gemeente Almere een aantal richtlijnen opgesteld die een belangrijke aanvulling vormt op de relevante normen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op analyses van vele sonderingen (en boringen) en in het verleden uitgevoerde proefbelastingen. Voor toelichting hierover of inzage in onderliggende onderzoeken, rapporten of documentatie kan contact opgenomen worden met één van de gemeentelijke constructeurs (zie hoofdstuk 6).

Vanaf 1 januari 2017 geldt de gewijzigde, door het Besluit Bouwwerken leefomgeving aangewezen, Eurocode NEN-EN 1997-1/C1+A1:2016/NB2016 nl. De belangrijkste wijziging betreft de 30% lagere paalpuntfactoren voor alle beschreven paaltypes. Dit alles had te maken met tegenvallende proefbelastingen. Enerzijds op het puntdraagvermogen van op druk belaste palen; anderzijds een grote spreiding binnen de resultaten van het schachtdraagvermogen. Binnen het grondgebied van de Gemeente Almere werd op basis van eerder uitgevoerde proefbelastingen al een begrensde puntspanning 12 N/mm2 van de paal geadviseerd, naast een gelimiteerd positieve kleef draagvermogen (50% van het puntdraagvermogen van de paal).  Het verschijnen van de gewijzigde Eurocode 1997, waarbij alleen de paalpuntfactor 30% naar beneden is bijgesteld, heeft zijn consequenties voor de Almeerse situatie. Met nadruk wordt gesteld dat de onder beschreven regels een adviserend karakter hebben, maar bij het toepassen ervan een grotere kans aanwezig is dat het heiwerk soepeler verloopt.

Het artikel 2.4.3 - Grondeigenschappen, zie Eurocode 1997, geeft onder (5) dat iedere geotechnische parameter behoort te zijn beschouwd in vergelijking met relevante gepubliceerde gegevens en plaatselijke en algemene ervaring. Met de hieronder vermelde aanbevelingen proberen deze richtlijnen hierin te voorzien.

De benodigde hoeveelheid sonderingen

Volgens Eurocode 1997, art 3.2.3 – lid 6e geldt:

Gemiddelde onderling maximale afstand agem van de sonderingen varieert van 15, 20 en 25 meter; afhankelijk gesteld van de variatie in de ondergrond.

• als ΔRc;cal ≤ 0,3 × Rc;cal;gem, dan is agem ≤ 25 x 25 m

• als ΔRc;cal ≤ 0,4 × Rc;cal;gem, dan is agem ≤ 20 x 20 m

• als ΔRc;cal ≤ 0,5 × Rc;cal;gem, dan is agem ≤ 15 x 15 m.

Waarin:

  • Rc;cal  = het verschil tussen hoogste en laagste waarde van de maximumdraagkracht van de paal of palen onder het bouwwerk of deel van het bouwwerk, voor eenzelfde paalpuntniveau)
  • Rc; cal; gem  = de gemiddelde waarde van de maximumdraagkracht van de paal of palen onder het bouwwerk of deel van het bouwwerk, voor eenzelfde paalpuntniveau

Advies van de gemeente Almere

In principe wordt de lijn van de NEN-EN 1997 gevolgd. Voor de gemiddelde onderlinge afstand van de onderzoekpunten wordt geadviseerd uit te gaan van DRc;cal  > 0,4 *Rc;cal;gem (grote variatie in ondergrond):

•  DRc;cal  > 0,4 *Rc;cal;gem  met agem x agem = 15 x 15 m.

Voor een woning met afmetingen groter dan 9 x 9 m geldt dan al gauw dat 4 sonderingen gemaakt dienen te worden (i.v.m. de 0,6 * agem regel).

Bij gebieden waar een zeer wisselende grondslag te verwachten is (zie kaartje op bijlage 1), waarbij algemeen geldt dat: DRc;cal >= 0,5 *Rc;cal;gem , is de aanbeveling:

•  DRc;cal ≥ 0,5 *Rc;cal;gem met agem x agem = 10 x 10 m.

De vraag rijst natuurlijk of je bij zulke grote variaties in de ondergrond op deze wissende lagen wil funderen, maar soms kan het niet anders (technisch of economisch).

In een beperkt aantal gebieden binnen het gemeentelijke Almeerse grondgebied komen draagkrachtige lagen voor die weinig variaties kennen. In die gebieden kan evt. het raster zelfs naar 25 x 25 m overwogen worden, zie bijlage 1. Overleg met de constructeur van de gemeente Almere is dan raadzaam.

In hetzelfde artikel van de Eurocode 1997 wordt verder gewezen op het maken van extra tussensonderingen indien je te maken hebt met grote verschillen in de diepteligging van de bovenkant van de draagkrachtige laag in een bepaald gebied. Overbodig om te zeggen dat dit ook en vooral geldt voor verschillen in diepteligging aan de onderkant van de beoogde draagkrachtige laag, zover deze binnen het invloedgebied van de paalpunt ligt!

Toepasbare paaltypen

Volgens Eurocode 1997, art. 7.6.2.3, lid 10 (f), met verwijzing naar tabel 7.c:

Uit de tabel zijn 3 hoofdgroepen op te maken:

  • Palen met grondverdringing (betonpalen, Vibro, houten palen, stalen buispalen)
  • Palen met weinig grondverdringing (Micro)
  • Palen gemaakt met grondverwijdering (Avegaar)

Advies van de gemeente Almere

Alleen grondverdringende geheide palen toepassen.

Het draagvermogen van de geheide paal is beter controleerbaar d.m.v. het kalenderen, vooral bij wisselende zandlagen. Dit komt het totale heiwerk ten goede en verkleint de kans op vertragingen in het heiwerk.

Indien (grondverdringende) boorpalen worden toegepast is controle slechts mogelijk door per paal te sonderen en/of proefbelasting uit te voeren.

Houten palen met betonopzetter worden vrijwel niet toegepast omdat het grote aandeel in negatieve kleef het draagvermogen aanzienlijk reduceert. Voor tijdelijke constructies of lichte kasconstructies kan dit paaltype wel toegepast worden.

Rekenmethode voor drukpalen

Volgens Eurocode 1997, art. A.3.3.3

Voor het bepalen van het draagvermogen van palen wordt gebruik gemaakt van de correlatiefactoren x3 (voor Rc;cal;gem) en x4 (voor Rc;cal;min). Deze, van het aantal sonderingen en wel/geen stijf bouwwerk afhankelijke waarden, die variëren van 0,91 t/m 1,39, zijn te vinden in de Eurocode 1997 in Bijlage A – Tabel A.10a en A.10b. Toepassing van deze tabellen geldt alleen als de variatiecoëfficiënt van de draagkracht van de paal binnen een groep van sonderingen kleiner is dan 12%.

Advies van de gemeente Almere

Binnen het gemeentelijk grondgebied zal al gauw blijken dat hieraan niet voldaan kan worden, vandaar dat geadviseerd wordt te rekenen op basis van een enkelvoudige sondering:

  • x3 = x4 =1,39
  • x3 = x4 =1,26 (voor stijf bouwwerk)

Omdat de tussenlagen van de ondergrond waaraan palen hun schachtdraagvermogen zouden kunnen ontlenen (soms onverwachts!) een heel wisselend karakter kunnen hebben, wordt geadviseerd voor op druk belaste palen het schachtdraagvermogen te beperken tot 75 % van het puntdraagvermogen:

Rs,cal  ≤ 0,75 * Rb,cal     -> komt overeen met Rb,cal  ≥ 0,57 (Rb,cal + Rs,cal)

Enerzijds voorkom je hiermee dat deze palen grotendeels of volledig op kleef ‘weggezet’ worden in wisselende, risicovolle tussenlagen; anderzijds wordt je ‘gedwongen’ voor de paalpunt een redelijke zandlaag op te zoeken waaraan tijdens het heien een interpreteerbare kalender kan worden ontleend.

In bepaalde delen van Almere kan de draagkracht van tussenlagen met een lossere pakking tijdens het heien aanzienlijk teruglopen.

Horizontale paalbelastingen

Volgens Eurocode 1997:

Te rekenen op de werkelijk optredende belastingen als gevolg van windbelastingen, maaiveldophoging en/of ontgraving en het squeezing-effect.

Advies van de gemeente Almere

Randpalen van bedrijfsgebouwen met de mogelijkheid van langdurig opslag en zwaar verkeer langs het bouwwerk moeten minimaal een buigend schachtmoment, met een rekenwaarde van 35 kNm vermenigvuldigd met de schachtomtrek in meters, kunnen opnemen.

Eventueel kan door berekening worden aangetoond dat met lagere momentwaarden kan worden volstaan.

Fundering op staal

Bij lichte bouwwerken met een tijdelijke functie zoals noodgebouw, bouwkeet en portacabin is het mogelijk op staal te funderen. Voor alle andere bouwwerken wordt funderen op staal sterk afgeraden in verband met sterke bodemdalingen en grondzettingen en daarbij mogelijke scheefstand door ongelijkmatige zettingen.

Grond- en waterkering

Volgens Eurocode 1997, art. 2.4.5.2 (12) en tabel 2.b:

Voor klei en veen kunnen verschillende parameters worden aangenomen.

Advies van de gemeente Almere:

T.a.v. de keuze voor de grondeigenschappen is organisch slap het meest realistisch. Aan te houden karakteristieke waarden voor de passieve zijde van de grondkering:

Klei

g = 14 kN/m3

j’= 15°

Veen

g = 11 kN/m3

j’= 13°

Hogere waarden dienen door onderzoek te worden aangetoond.

NEN-EN is niet consequent  met de omschrijving van de karakteristieke waarde van j’. Hier wordt eigenlijk jk bedoeld, zie art. 1.6 – symbolen.

Opmerking: Steunbermen mogen alleen worden meegerekend als verticale bovenbelasting; evt. geleverde steundruk uit steunbermen dus niet meenemen, tenzij deze een permanente karakter hebben, d.w.z. niet per abuis te verwijderen zijn.

Voor damwand- of keermuren kan de rekenmethode uit het CUR-Rapport 166 – Damwandconstructies worden gevolgd.

Heiwerk

Het heiwerk mag niet worden onderschat; deskundig toezicht is zeer gewenst om tot een goede uitvoering van het heiwerk te komen. Anderzijds kan men ook zeggen: “de heiresultaten mogen niet overschat worden”. Hieronder een aantal tips bij de voorbereiding en uitvoering om te komen tot een goed heiwerk:

  • Voor aanvang van het heiwerk dient de medewerker van het gemeentelijk toezicht op de hoogte te worden gesteld (min. 2 werkdagen);
  • Het heiblok dient afgestemd te worden op het paaltype en de sonderingen;
  • Uitgangspunt hiervoor is een interpreteerbare kalender (min. 15 slagen per 25 cm t.p.v. de minste sondering);
  • Bij de meeste heiblokken is het energieniveau (valhoogte of trefsnelheid valgewicht) aan te passen aan het type paal (afmeting / gewicht), maar tijdens het heiwerk dient deze niet meer gewijzigd te worden zonder ruggespraak met de constructeur en gemeentelijk toezichthouder;
  • T.p.v. een sondering dient het kalenderen van de paal over de volle hoogte te geschieden (vanaf de 1e draagkrachtige zandlaag). Palen tussen de sondering tenminste kalenderen over het traject waaraan positief schachtdraagvermogen ontleend wordt;
  • Achterblijvende kalenderresultaten zijn zelden het gevolg van wateroverspanning; het naheien geeft in de meeste gevallen een beter resultaat (hogere kalender); het ‘losheien’ van een paal beslaat veelal meerdere kalendertochten voordat de kalender weer een reële waarde krijgt. Maar uiteindelijk kan alleen een nasondering informatie geven over de draagkracht van de paal.

Aandachtspunten

We geven nog een aantal aandachtspunten voor de in te dienen constructieve berekeningen en tekeningen.

  • Bij het indienen van de tekeningen en berekeningen via het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) dient iedere tekening of berekening als een apart bestand aangeleverd te worden. Dus niet alle tekeningen en berekeningen bij elkaar bundelen en als 1 groot pdf document aanleveren.
    Bij bundeling van de bescheiden is de consequentie dat als 1 document niet akkoord bevonden kan worden, alle documenten de status ‘niet akkoord’ krijgen.
  • In de Omgevingsregeling (artikel 7.1a) staan de vereisten aan de gegevens en bescheiden die via de landelijke voorziening worden ingediend, aangegeven. Namelijk de volgende bestandsformaten: PNG, TIFF, JPG, ODT, SVG, CSV, ODS of PDF/A.
  • De GEF-bestanden van de digitale sonderingen kunnen niet via het DSO ingediend worden, maar kunnen gemaild worden naar info@almere.nl met in de onderwerpsregel: t.a.v. VTH-cluster constructie.
  • Bouwkundige tekeningen en constructieve tekeningen moeten op elkaar afgestemd te zijn. Bijvoorbeeld stabiliteitswanden zoals aangegeven op de constructieve tekening, dienen ook op de bouwkundige tekening (zonder deur- of raamsparingen) aangegeven te zijn.
  • Constructieve berekeningen en tekeningen moeten op elkaar afgestemd zijn. Bijvoorbeeld: indien er voor de verankering van de stabiliteitswand 4 stekken zijn berekend, moet dit op de tekening aangegeven te zijn.
  • Voor het bepalen van de windbelasting moet terreincategorie II, onbebouwd gebied, aangehouden worden tenzij aangetoond wordt, conform de Eurocode voor windbelastingen op constructies: NEN-EN 1991-1-4 (art. 4.2 en 4.3), dat met terreincategorie III, bebouwde omgeving, gerekend mag worden. Langs de kust van het Markermeer, IJmeer en het Gooimeer dient te worden gerekend op terreincategorie (zee of kustgebied). Qua windgebied valt Almere in categorie II.

Bouwen langs belendingen

Om niet voor verrassing komen te staan dient men zich op de hoogte te stellen van de situatie langs een bestaande bebouwing of een toekomstig bouwwerk waarvoor al een vergunning is afgegeven. Rekening dient te worden gehouden met de paalplaatsing in horizontale zin en eventueel in verticale zin (inheiniveau).

Zie bijlage 2.

Vragen en meer informatie

Mochten er naar aanleiding van deze folder vragen zijn, kunt u altijd contact opnemen met de constructeurs van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving, Stadsbeheer Almere.

Wij zijn graag bereid om de achtergronden verder toe te lichten.

Meer informatie

De afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH) in het Stadhuis, Stadhuisplein 1, 1315 HR Almere
Telefoon 14 036.
E-mailadres: info@almere.nl t.a.v.: VTH Team WABO-Vergunningen en Realisatie
Postadres: Postbus 200, 1300 AE Almere

Afspraken in overleg

Maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur

Maak een afspraak

Bijlage 1: Gebieden waar grote variatie in de ondergrond te verwachten is

  • Dik omlijnd en gearceerd, waarbij veelal geldt:
    DRc;cal ≥ 0,5 * Rc;cal;gem . Advies sondeernet 10x10 m
  • Dik omlijnd en niet gearceerd, waarbij voor de bovenlagen hetzelfde geldt als boven, maar voor de lagen vanaf 25 m-NAP en dieper: sondeernet 25 x 25 m.
  • Voor de rest van de gebieden geldt een sondeernet  15 x 15 m.

Bijlage 2: Heien naast belendingen

Teneinde de kans op schade aan de belendingen tijdens het heien te beperken, adviseren we:

  • meer palen met een kleinere schachtafmeting en geringere draagkracht i.p.v. minder palen met een grotere schachtafmeting en meer draagkracht toe te passen;
  • het paalpuntniveau van de te heien palen bij voorkeur niet dieper te kiezen dan het paalpuntniveau van de palen onder de belending;

Ter bepaling van de minimale paalafstand hart-op-hart ten opzichte van de palen onder de bestaande belendingen kunnen de in onderstaande tabellen gegeven waarden worden aangehouden. Uitgangspunt hierbij is dat de nieuw in te brengen paal het grondmechanisch draagvermogen van de palen van de bestaande belending niet mag ondermijnen.

Inbrengen paal naar dezelfde zandlaag of hoger dan paal onder belending

Grondverdringende paal

2,0 * Db + 2,0 * Dn

Inbrengen paal naar dieper gelegen zandlaag dan paal onder belending

Grondverdringende paal

3,0 * Db + 3,5 * Dn

Toelichting

  • Dieper gelegen zandlaag: indien qc van de tussenlaag < 2,0 Mpa.
  • Db = equivalente paalpuntdiameter van de bestaande paal.
  • Dn = equivalente paalpuntdiameter van de nieuw in te brengen paal.
  • Grondverdringende paal met puntdiameter ≤ 110% van de schachtdiameter.
  • Avegaarpalen, boorpalen en pulspalen zijn voorbeelden van palen die grond verwijderend zijn; omdat het gebied van Almere bekend staat om zijn variërende ondergrond wordt het toepassen van dit type palen sterk afgeraden, omdat bij installatie van de paal geen controle is of deze met zijn voet in een goede zandlaag is weggezet.
  • Indien de plaats van de palen onder de belending niet bekend is, dient te worden gerekend vanaf buitenkant bouwmuur van de belending.
  • De paalafstanden in de tabel dienen slechts ter indicatie. De ontwerper van de nieuwe paalfundering en/of de uitvoerende partij blijft/blijven aansprakelijk voor schade die ontstaat ten gevolge van het heien naast de belending!
  • Het is belangrijk de eigenaar van de belending ruim van te voren op de hoogte te stellen van de aanvang van het heiwerk, zodat deze in de gelegenheid is om bepaalde maatregelen te (laten) nemen t.b.v. het doen van nul- en eindmetingen, trillingsmetingen en het maken van foto’s van de begin- en eindsituaties.
  • Niet alleen bij verbouwingen van bestaande constructies, maar ook bij nieuwbouw naast bestaande bouwwerken is men onderzoekplichtig  naar de bestaande constructie (van paalfundering tot en met dak), uiteraard zover dat relevantie heeft.

Bijlage 3: Info over Oude Eemloop

Een kaart en een afbeelding om een beeld te hebben van de oude Eemloop in Almere.

Illustratie Almere skyline
Jouw mening